logo
Johan Ferrier
JFF Lezing Henry Does

Lieve mensen,
Op dinsdag 28 november 1950 verdedigde de 40-jarige Surinaamse onderwijzer Johan Ferrier in de Aula van de Universiteit van Amsterdam zijn proefschrift De Surinaamse samenleving als sociaal-paedagogische opgave. Hij was zoon van een arm land, dat maar net vanachter het koloniale gordijn tevoorschijn kwam. Zijn verworven graad van doctor markeerde zijn wetenschappelijke pedagogische pionierschap voor Suriname. 

Het markante van zijn tour de force beseffen we des te meer als we in zijn proefschrift lezen dat op 11 april 1950 de Algemene Middelbare School, de AMS, werd opgericht. De landsminster van Onderwijs en Volksontwikkeling Lou Lichtveld, meer bekend als schrijver Albert Helman en anderen hadden daar zorg voor gedragen. Evenals Ferrier weigerde Lichtveld onderwijs te accepteren als sluitpost van de landsbegroting. Dat bleek ook uit de eerste bemensing van de AMS: 16 leerlingen, 12 leraren en 1 directeur.  Het was een baanbrekende stap van het Surinaamse onderwijs,  tekenend voor de hoopvolle naoorlogse tijdsgeest. En ik zeg dat niet als oud-leerling van de AMS.
De Troonrede van 19 september 1950, die samenviel met het eerste lustrum van de bevrijding van bezetting en oorlog, beloofde aan Suriname en de Nederlandse Antillen een ‘nieuwe rechtsorde'.  Zelfstandigheid was daarin het wenkend perspectief was. 

Het proefschrift ademt in zijn eerste Stelling al de geest van toekomst:
‘ Een der fundamentele problemen in de nu tot zelfstandigheid gekomen gebieden is het zodanig opvoeden van de leden dezer samenlevingen, dat ze in staat zullen zijn een, verantwoorde keuze te doen ten aanzien van hun toekomstige bestuursinstellingen.' 
Onder de kop Onderwijs en samenleving lezen we in hoofdstuk IV:
‘ Elke verantwoorde organisatie van onderwijs zal … er naar moeten streven, dat het onderwijs burgers helpt vormen, in wie individuele vrijheidszin, zelfstandigheid en sociale verantwoordelijkheid geïntegreerd zijn.

        In onze tegenwoordige samenleving is de wisselwerking tussen onderwijs en samenleving groter dan vroeger. In de eerste plaats, omdat de familie niet meer over de mogelijkheden beschikt om het kind in de arbeidssfeer te doen opgroeien, waardoor deze taak aan het onderwijs wordt toebedeeld, en verder, omdat het leven van nu veel gecompliceerder is dan vroeger het geval was. Terwijl men vroeger meende, dat de school voor ,,het leven” zou kunnen vormen, zonder dat ze contact bleef bewaren met ,,het leven”, is het thans duidelijk geworden, dat het onderwijs, wil het zijn sociale functie vervullen, in de samenleving moet rusten, er uit moet putten voor de vorming van de jonge mensen, en hen diep moet doordringen van de betekenis van de plaats, die zij in hun samenleving zullen moeten innemen. Hier ligt in de eerste plaats de sociaal-paedagogische taak van het onderwijs.'

Het proefschrift maakt geen geheim van zijn fundamentele waarden. De onderwijspassages van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens van 1948, waarin gelijke rechten en ontwikkelingsmogelijkheden waren verwoord, gaan vooraf aan de tekst. 
Het proefschrift van Ferrier biedt een samenhangend palet van invalshoeken, wetenschappelijke en internationale, met het oog op een betekenisvol en effectief onderwijsstelsel in Suriname. Het analyseert het Surinaamse onderwijsstelsel vanaf de tijd van de slavernij. Het onderzoekt de verhoudingen tussen de bevolkingsgroepen, het proces van acculturatie, de rol van staat en kerk in het onderwijs, de lokale familiedynamiek en de bijzondere uitdagingen van het Surinaamse onderwijs in de opvoeding, waarbij wordt gewaarschuwd voor overbelasting van scholieren door prestatiedruk. Het proefschrift van Ferrier onderzoekt het spanningsveld van meertaligheid en voertaal in het onderwijs. Het bepleit zeer vroege en permanente educatie, als belangrijk proces van sociale en culturele emancipatie, voorbij de koloniale bevoogding. Het omarmt innovatieve vormen als community schools en culturele missies en het samengaan van theorie en praktijk. Niet de blik slechts naar Nederland gericht, maar proefondervindelijk onderzoek naar de eigen bestaansvoorwaarden, cultuur en mogelijkheden is nodig. 

Promotieonderzoek weerspiegelt de stand van de wetenschap. Met het ontstaan van nieuwe wetenschappelijk kennis kan eerdere kennis verouderd raken. Zeker in deze tijd van digitale dataverwerking en Artificial Intelligence. Dat geldt ook voor dit proefschrift van ruim 72 jaar geleden. Er zijn bijvoorbeeld nieuwe inzichten over genderissues, vernieuwende leeromgevingen als de taalvriendelijke school en voortschrijdend ontwikkelingspsychologisch begrip, dat steeds meer door de moderne neurowetenschap is geïnformeerd. 

En toch,  als mij gevraagd wordt wat voor ons land de actuele betekenis is van De Surinaamse samenleving als sociaal-paedagogische opgave, dan is mijn antwoord: de toekomst! Daarom ben ik blij met het voorstel om de Johan Ferrier Leerstoel op te richten aan de Anton de Kom Universiteit van Suriname. Op die manier kan duurzaam sociaal wetenschappelijk onderzoek naar opvoeding en onderwijs in Suriname worden verricht en door middel van onderwijs en advies eigentijdse kennis en vaardigheden worden gedeeld.  

    De titel van deze duo-lezing luidt: ‘Van verbod op leren tot leren als leerstijl.' Mijn aandacht richtte zich tot nu toe op vooral het tweede deel van deze titel, de case voor een permanent lerende, democratische samenleving, die in het proefschrift wordt gemaakt. Ik wil nu, aan de vooravond van het Herdenkingsjaar Slavernijverleden,  enkele gedachten met u delen over het eerste deel van de titel, het verbod op onderwijs en het regime dat die langdurige aanval op de menselijke conditie van kinderen bedacht en executeerde.  
    Het proefschrift vertelt ons over het meest verdrietige tijdperk van de Nederlandse onderwijsgeschiedenis in Suriname:
‘ Tot 1760 bleef het onderwijs beperkt tot de blanke jeugd. In dat jaar werd er een school geopend voor vrije mulatten- en negerkinderen, onder beding, dat de onderwijzer der mulattenschool geen blanke kinderen mocht opnemen. Aan de onderwijzer der Neder-Duitse school werd tegelijk verboden ,, mulatten-kinderen te onderwijzen”. De slavenkinderen mochten geen onderwijs ontvangen, een verbod, dat tot 1844 gehandhaafd bleef.'
    We zijn er getuige van dat tegenwoordig delictomschrijvingen uit het moderne internationale strafrecht worden aangewend om de aard en ernst van de koloniale slavenhandel en slavernij te duiden. Hierbij wordt het legaliteitsbeginsel niet aangetast, immers geen verdachte staat terecht.  
In de Wet Internationale Misdrijven van 2003 wordt slavernij beschouwd als misdrijf tegen de menselijkheid. Echter, als slavernij of onmenselijke handelingen van een vergelijkbare aard gepleegd zijn ‘in het kader van een geïnstitutionaliseerd regime van systematische onderdrukking en overheersing door een groep van een bepaald ras van een of meer groepen van een ander ras en begaan met de opzet dat regime in stand te houden ', dan is sprake van ook een ander misdrijf tegen de menselijkheid: apartheid! 
Voordat ik iets zeg over de koloniale apartheid, wil ik eerst een kanttekening plaatsen bij het gebruik van het begrip ‘ras' door de Nederlandse wetgever die daarmee ongetwijfeld non-discriminatoire bedoelingen heeft. Zeker in het Nederlandse taalgebied is, evenals in het Duitse,  het concept menselijk ras beladen, want historisch verweven met het racisme. 
Het categoriseren van uiteenlopende individuen op basis van uiterlijke persoonskenmerken in superieure en inferieure zogeheten rassen, was en is een pseudowetenschappelijke miskenning van gelijkwaardig mens-zijn.  Spreken over ‘ras' zonder toelichting kan het dehumaniserende concept helpen legitimeren. 

Het is goed te beseffen dat het zogeheten wetenschappelijk racisme, soms biologisch racisme genoemd, nog geen verleden tijd is en frequent de latente inhoud van de dog whistles van extreem rechtse politici en academici bepaalt. Hun victim blaming is een echo van het koloniale apartheidsdenken, geen redelijk bezwaar tegen historisch rechtsherstel.
De delictomschrijving apartheid kan helpen begrijpen hoe in de eeuwenlange sociaal-economische estafette onder het kolonialisme niet talent, attitude en verdienste, maar het al dan niet lid zijn of geboren worden in deze of gene geracialiseerde groep, jouw maatschappelijke positie en kansen grotendeels zou bepalen. Niet alleen de fysieke gruwelijkheden, maar ook wat sommige onderzoekers noemen de culturele genocide en het onthouden van de zogeheten competitive goods als grond, geld, sociale netwerken en onderwijs zouden de Inheemse en Afrikaanse gemeenschappen onder de koloniale apartheid op historische achterstand plaatsen. 

De afschaffing van de slavernij, waarbij de slavenhouders en niet de in slavernij gevangen gehouden mensen financieel werden gecompenseerd, maakte geen eind aan de perpetuum mobile van stijgende sociale ongelijkheid en systematische raciale minachting. Ook de mensen uit China, India en Indonesië, die voor de onvrije contractarbeid naar Suriname werden gehaald, zouden onder het regime van de poenale sanctie de pijn van willekeurige lijfstraffen en geracialiseerde uitbuiting ervaren.
Het moedige verzet tegen koloniale slavernij en contractarbeid en de morele vooruitgang in Nederland, vooral in de strijd tegen nazisme en fascisme, hebben ons het internationaal gecodificeerd fundament van de universele mensenrechten gegeven. Dat biedt ons een gedeelde morele referentie bij verwerking van historisch onrecht. 

Geen sprekender symbool van die gedeelde referentie als de plek van Anton de Kom – auteur van Wij slaven van Suriname en postuum drager van het Verzetsherdenkingskruis -  in de Canon van de Nederlandse geschiedenis.
De verjaring van de misdaden ten tijde van Katibo, Esclavitud en Perbudakan zou als ironie van het recht kunnen worden gezien. De koloniale slavernij en apartheid impliceerden een fundamenteel moreel falen van de Nederlandse rechtsorde. Gedwee werd de meest extreme vorm van grensoverschrijdend eigendomsrecht juridisch gesanctioneerd.

Onschuldige mensen met als enige zonde hun zogeheten ‘ras' werden zonder vorm van proces wettelijk gereduceerd tot ‘zichzelf voortbewegende goederen'. Zij werden gewelddadig ontvoerd, verhandeld en tot mensonterende arbeid gedwongen in particuliere strafkampen, die door de slavernijelite idyllisch ‘plantages' werden genoemd. Aan dit lijden werd toegevoegd het pijnlijke vooruitzicht dat ook de kinderen die nog komen moesten hetzelfde lot zouden moeten ondergaan.  In die wereld op zijn kop werden diegenen die aan de onmenselijkheid wilden ontsnappen gezien als crimineel en veroordeeld tot draconische straffen. Die straffen, die ter afschrikking in het bijzijn van andere in slavernij gehouden mensen werden gegeven, bestonden meestal uit ernstige mishandelingen die vaak blijvende verminking en regelmatig ook de dood tot gevolg had. 
Niet verjaring, maar de eeuwenlange cultuur van straffeloosheid, morele onverschilligheid en willekeur, liggen ten grondslag aan het ontbreken van recht inzake deze historische misdaden.
Organisaties van nazaten, activisten, onderzoekers, politici, bestuurders, advies- en reparatiecommissies en mensenrechtenorganisaties hebben op verschillende wijze bijgedragen aan waarheidsvinding, erkenning en contouren van herstel inzake het Nederlandse slavernijverleden. 

De Zwarte Jacobines en onderzoekers van het International Institute of Social Studies hebben onlangs het initiatief genomen te komen tot een waarheidscommissie. Die moet door normatieve evaluatie van de slavernij en andere koloniale transgressies bijdragen aan publiek bewustzijn en historisch rechtsherstel.  
De waarheidscommissie van gezaghebbende experts, zal via openbare hoorzittingen nazaten, onderzoekers, bestuurders en anderen getuigen horen, en zoveel mogelijk de transgressies documenteren en daarover publiek rapporteren. 
Zij zal indachtig het ethische beginsel van equal concern, naar samenstelling en werkingsgebied internationaal zijn. De slavernij en andere koloniale transgressies hadden zowel naar aard, ernst en plaats een internationaal karakter. Geen der historisch getroffen gemeenschappen in Nederland, Afrika, Noord- en Zuid Amerika, het Caribische gebied en Azië mag van dit proces worden uitgesloten. 

 De waarheidscommissie tracht ook de schade en het morele leed de victim communities toegebracht in kaart te brengen, inclusief de doorwerking naar hedendaags racisme en discriminatie. Zij vormt zich een beeld van de koloniale onteigeningen, mensenhandel en koloniale winsten. Zij  evalueert hoe er institutioneel met het koloniale slavernijverleden is omgegaan en doet aanvullende voorstellen voor herstel, inclusief het beantwoorden van de fundamentele ethische vraag in hoeverre er sprake is van een ereschuld.

Op 9 december 1950 verscheen in Vrij Nederland in de rubriek Het proefschrift van de week een lovende recensie over De Surinaamse samenleving als sociaal-paedagogische opgave. Het proefschrift zou ‘een grondslag van feiten' bevatten ‘waarvan de kennis onmisbaar is voor iedereen die met onderwijs in Suriname te maken heeft.' De recensent eindigde met een appèl:  ‘Nederland heeft nog een taak in Suriname. Al was het alleen maar deze: iets goed te maken van wat het heeft verzuimd. Het proefschrift van dr. Ferrier kan ons helpen bij de vervulling van die taak. ‘

Sharda Ganga zal straks spreken over de actuele onderwijscrisis in Suriname. Ik zou willen eindigen met het oproepen van Paramaribo en Den Haag, om in de geest van het proefschrift, aan de volkenrechtelijke verplichtingen jegens het onderwijs in Suriname, tegemoet te komen. Die verplichtingen staan helder beschreven in artikel 6 van het Raamverdrag inzake vriendschap en nauwere samenwerking tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Suriname. 

Effectief investeren in onderwijs, wetenschap en cultuur kan bijdragen - in de woorden van dr. Johan Ferrier - aan het ‘bewustzijn' van een der ‘schoonste..plichten':  ‘mee te werken aan de opbouw' van Suriname, ‘waar de idealen van een vrije en verdraagzame democratie verwezenlijkt worden, en waar allen in het economische, het sociale en culturele leven een gelukkige en eervolle plaats innemen.'
Gran tangi.

Henry Does 
12 mei 2023, Amsterdam

« terug  |   deel dit artikel op: deel dit artikel op twitter deel dit artikel op facebook deel dit artikel op linkedin w

Actueel

Wan Bun 2024 gewenst!
2024 stelt ons voor grote uitdagingen. Zeker ook in Suriname. Wij richten de blik op een jaar waarbij het belang van de gemeenschap voorop staat. Samen gaan we er een mooi jaar van maken.  |  lees meer »

48 jaar onafhankelijk Suriname
...omdat we alleen zo verder kunnen komen, als volk, als natie en als wereldbevolking. Tegen de krachten van geweld, versplintering, polarisatie en destructie. Net als 48 jaar geleden. Srefi, den si.  |  lees meer »

Video